Dieselmotoremissies (DME) kankerverwekkend: wat betekent dat voor ons?

Je kan het bijna niet hebben gemist als twitterende social mediafiel in arboland: in juni 2012 heeft het IARC (International Agency for Research on Cancer) vastgesteld dat blootstelling aan dieselmotoremissie (DME) kankerverwekkend is. Het nieuws verspreidde zich snel. Wat maar beperkt aan bod kwam, is wat de implicaties van dit besluit kunnen zijn. In Nederland staan dieselmotoremissies namelijk al sinds enkele jaren op de SZW-lijst van kankerverwekkende stoffen.

Beperken van de uitstoot

Zoals voor alle kankerverwekkende stoffen geldt, moet de uitstoot van DME in beginsel worden geëlimineerd. Dit begint met vervanging van de ‘stof’ en daarmee emissies. Dit is in het geval van DME niet eenvoudig: technische alternatieven voor dieselmotor aangedreven voertuigen zijn niet altijd voor handen en kunnen daarnaast zeer kostbaar zijn. Het ‘vergroenen’ van de dieselmotoren naar zogenaamde Euro 5 of 6 (of TIER 3 en 4) motoren die veel minder DME uitstoten is mogelijk een deel van de oplossing. Ook zijn er andere technische maatregelen. Denk aan gebruik van opsteekfilters of gerichte afzuiging  bij inpandig gebruik van dieselmotoren op vaste locaties. De vraag is natuurlijk wat deze investeringen opleveren.

Grenswaardendme_kankerverwekkend

Ondanks de status als carcinogene ‘stof’ bestaat er momenteel in Nederland geen grenswaarde voor DME in de werkatmosfeer. Er wordt wel aan gewerkt door de SER. De mogelijke contouren voor normstelling zijn echter al in 2007 redelijk geschetst. SZW adviseerde op basis van een uitgebreide meetstudie met zogenoemde ´overlevingsanalyse´ een verbodsniveau van 50 ug Elementair Koolstof (EC) per m3 en een streefwaarde van 0,16 ug EC per m3. Het is aannemelijk dat de SER dit advies in grote lijnen zal overnemen, waarschijnlijk verder onderbouwd met een gezondheidskundige advieswaarde die de Gezondheidsraad momenteel aan het afleiden is. Daarnaast zal tevens een termijn worden gesteld waarbinnen bedrijven aan de aangescherpte normen moeten voldoen.

De oplossing: van de regen in de drup?

Bij dusdanig lage normen wordt de achtergrondconcentratie DME relevant. Deze is in Nederland grofweg tussen de 2 en 4 ug/m3, dus ruim boven de streefwaarde uit 2007 van 0,16 ug/m3. SZW adviseert daarom om de metingen van DME in de werkatmosfeer te toetsen aan de achtergrondconcentratie. Dit betekent in feite dat elke emissie van DME op een werkplek tot overschrijding van de achtergrondconcentratie zal leiden. Je kunt je dus afvragen wat het nut is van DME metingen in de werkatmosfeer. Een andere ‘oplossing’ voor het beheersen van DME blootstelling op de werkplek is de Arbocatalogus: zolang werkgevers en werknemers de aanpak van DME blootstelling met elkaar afgesproken en vastgelegd hebben in een Arbocatalogus (na goedkeuring van Inspectie SZW) en de bedrijven zich houden aan de onderling afgesproken aanpak is het ook goed.

Het blijft toch een moeilijk verhaal: iedere inpandige beweging van een dieselmotor aangedreven voertuig zal met redelijke waarschijnlijkheid leiden tot een overschrijding van zowel de (gezondheidskundige) advieswaarde als de achtergrondconcentratie. Voor welwillende werkgevers is er de Arbocatalogus als ‘escape’, zolang deze tenminste niet op losse (politieke) schroeven komt te staan. 

Wat moet je als bedrijf nu doen om blootstelling aan DME en nadelige gezondheidsrisico’s te voorkomen?

Download een uitgewerkte casus uit onze praktjk, voor een update van de stand van zaken. Of stel ons een vraag.

Trefwoorden: Dieselmotoremissie (DME), Meten van blootstelling

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *