Beoordelen beroepsmatige blootstelling aan Chroom-6

20 Maa 2017

Beroepsmatige blootstelling aan chroom-VI kan optreden tijdens het produceren en het verwerken ervan, of bijvoorbeeld bij het schuren van chroomhoudende oppervlakken. Cr(VI) komt tevens vrij bij het lassen van roestvrij staal.

Vaststellen beroepsmatige blootstelling
De beroepsmatige blootstelling aan Cr(VI) kan goed worden bepaald met luchtmetingen, waarbij lucht uit de ademzone van de medewerker middels een pomp door een filter wordt gezogen. De detectielimieten van de beschikbare meet- en analysemethodes voor Cr(VI) zijn volgens NIOSH laag genoeg om ook aan de voorgestelde aangescherpte grenswaarden te kunnen toetsen.

Biologische monitoring is een minder geschikte methode voor het bepalen van blootstelling aan Cr(VI), omdat Cr(VI) in het lichaam wordt gereduceerd tot Cr(III). Momenteel wordt volop onderzoek gedaan om een geschikte biomarker te vinden voor specifiek de blootstelling aan Cr(VI).

Wel kan de totale blootstelling aan verschillende chroomverbindingen via urine of bloed worden bepaald. Door vervolgens de concentratie totaal chroom te toetsen aan de Biological Exposure Indice (BEI -waarde) van 30 μg/g creatinine, die staat voor 0,05 mg/ m3 Cr(VI) in de lucht, kan men toch een indicatie geven van de blootstelling aan Cr(VI).

Grenswaarden
Sinds 2007 geldt in Nederland een wettelijke grenswaarde voor oplosbare Cr(VI) van 0,025 mg/m3 (als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur). Op basis van een haalbaarheidstoets adviseerde de SER in augustus 2013 echter om de grenswaarde voor oplosbare Cr (VI)-verbindingen te verlagen naar 0,01 mg/m3 en om bovendien een grenswaarde van 0,05 mg/m3 in te voeren voor slecht oplosbare Cr(VI)-verbindingen. Deze waarden zijn door het de Europese Scientific Committee on Occupational Exposure Limits (SCOEL) aangedragen als grenswaarden die voldoende bescherming zouden bieden. Gezien de genotoxiciteit kan voor Cr(VI) echter geen veilige drempelwaarde worden bepaald. Daarom zijn zogenaamde risicogetallen berekend. Volgens SCOEL resulteert blootstelling gedurende 40 jaar aan 0,01 mg/m3 Cr(VI) in 1-6 extra sterfgevallen aan longkanker per 1000 levens.
Op basis van een vergelijkbare kwantitatieve risicoanalyse stelde het Amerikaanse National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH) in datzelfde jaar een aanzienlijk strengere grenswaarde voor van 0,2 µg/m3.

Update 2017: Eind 2016 is een verlaging van de wettelijke Nederlandse grenswaarde voor hexavalent chroom, ofwel chroom VI verbindingen, van kracht geworden. De nieuwe grenswaarde bedraagt sindsdien 0,001 mg/m (1 µg/m3) geldend voor een 8-uurs tijdsgewogen gemiddelde (TGG) chroom (Cr) in inhaleerbaar stof [1]. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in oplosbaar, dan wel onoplosbaar chroom.

[1] Hierbij zijn de grenswaarden voor Bariumchromaat, Calciumchromaat, Chroom (VI)- oplosbare verbindingen, Chroom (VI)- slecht oplosbare verbindingen niet elders op de lijst vermeld, Chroomtrioxide, Loodchromaat, trontiumchromaat en Zinkchromaat vervallen.

 

Comments are closed.